De SWAP is ontwikkeld door Jonathan Shedler en Drew Westen (Westen & Shedler, 1999a, 1999b). Anders dan de meest gebruikte instrumenten voor persoonlijkheidsdiagnostiek, is de SWAP geen zelfrapportage, maar wordt ingevuld door de clinicus. Dit gebeurt middels een Q-sort procedure (vaste verdeling), waarbij de clinicus 200 items over 8 categorieën moet verdelen, van niet beschrijvend tot zeer beschrijvend voor de cliënt (Blagov, Shedler & Westen, 2012). Het sorteren van de scores wordt gedaan nadat de clinicus grondige kennis heeft van de client, zoals na een uitgebreid interview (Clinical Diagnostic Interview; Westen & Muderrisoglu, 2003) of aan de hand van een reeks therapiegesprekken. Een programma converteert deze scores in T-scores, weergegeven in overzichtelijke grafieken, welke de mate aangeeft waarin de cliënt voldoet aan: DSM-IV persoonlijkheidsstoornissen, door Q-analyse verkregen prototypes (Personality Syndroms) en door factoranalyse verkregen ‘trait dimensions’. De verschillende uitkomstmaten staan zorgvuldig en op rijke wijze beschreven in de handleiding, waarin tevens wordt geanticipeerd op de therapeutische relatie en behandelmogelijkheden en –moeilijkheden.
Het doel van de SWAP is om de clinicus te voorzien van dimensionale en prototypische informatie over het persoonlijkheidsfunctioneren van de cliënt. De prototypes beschrijven functioneel gerelateerde psychologische processen betreffende affectiviteit, cognitie, motivatie, interpersoonlijk functioneren, coping strategieën en afweermechanismen. Dit is een belangrijke toevoeging aan bijvoorbeeld enkel een beschrijving van persoonlijkheidsstoornissen volgens DSM-IV. In de klinische praktijk is een primair doel van persoonlijkheidsdiagnostiek om hypothesen te formuleren over het persoonlijkheidsfunctioneren van een. Om te begrijpen welke onderliggende mechanismen bestaande problemen veroorzaken of in stand houden. Zodoende kan een casusbeschrijving gemaakt worden waarin richting gegeven wordt aan behandelmogelijkheden (Derksen, 2004; Westen, Gabbard, & Blagov, 2006). Voor een adequate afstemming, is het belangrijk dat hierin ook de gezonde aspecten van het persoonlijkheidsfunctioneren van de cliënt meegenomen worden. Zoals het afstemmen op interne en externe eisen, een stabiel zelfbeeld en de mogelijkheid om stabiele relaties op te bouwen. Dergelijke domeinen worden ook meegenomen door de SWAP.
Een uniek aspect van de SWAP is dat het een brug slaat tussen de nomothetische en idiografische split, door een manier te bieden om de klinische blik meetbaar te maken (Westen & Weinberger, 2004). Shedler en Westen zeggen dat hun instrument de klinische blik op een systematische en betrouwbare manier verwerkt, zodat valide conclusies getrokken kunnen worden over het persoonlijkheidsfunctioneren van een cliënt (Shedler & Westen 2004b; Blagov et al., 2012). De SWAP kan een nieuwe dimensie toevoegen aan het huidige arsenaal van persoonlijkheidsdiagnostiek bestaande uit zelfrapportage, heteroanamnestische informatie en semi-gestructureerde interviews.
Naast de toevoeging binnen de klinische praktijk, kunnen de SWAP prototypes bijdragen aan empirisch onderbouwde beschrijvingen voor de huidige prototypes beschreven in sectie III van DSM-5. Het hybride model wat hierin beschreven staat, is ontwikkeld na hevige kritiek op het huidige classificatiesysteem (Widiger, Simonsen, Krueger, Livesley, & Verheul, 2005). Het is bedoeld om de classificatie meer betrouwbaar, valide en klinisch relevant en bruikbaar te maken. Echter, de huidige prototypes zijn vooralsnog weinig valide en betrouwbaar gebleken (Zimmerman, 2011).
Referenties:
Blagov, B., Bi, W., Shedler, J., & Westen, D. (2012). The Shedler-Westen Assessment Procedure (SWAP): Evaluating psychometric questions about its reliability, validity, and fixed score distribution. Assessment, 19(3), 370-382.
Derksen, J.J.L. (2004). Psychologische diagnostiek: Enkele structurele en descriptieve aspecten. Nijmegen: PEN Tests Publisher.
Shedler, J., & Westen, D. (2004). Refining personality disorder diagnoses: Integrating science and practice. American Journal of Psychiatry, 161, 1-16.
Westen, D., & Shedler, J. (1999). Revising and assessing Axis II, Part 1: Developing a clinically and empirically valid assessment method. American Journal of Psychiatry, 156, 258-272.
Westen, D., & Shedler, J. (1999). Revising and assessing Axis II, Part 2: Toward an empirically based and clinically useful classification of personality disorders. American Journal of Psychiatry, 156, 273-285.
Westen, D., & Muderrisoglu, S. (2003). Reliability and validity of personality disorder assessment using a systematic clinical interview: Evaluating an alternative to structured interviews. Journal of Personality Disorders, 17, 350-368.
Zimmerman, M. (2011). A critique of the proposed prototype rating system for personality disorders in DSM-5. Journal of personality disorders, 25(2), 206-221.